Python en C++ zijn heel erg verschillende talen.
Python is goed voor kleine tot middelgrote projecten, waar de snelheid van uitvoering niet zo van belang is. Met Python kan je heel eenvoudig en snel een programma schijven, maar om het verder uit te bouwen kan soms lastig worden. Bovendien is de ondersteuning voor Python op Windows en Mac OS X niet zo optimaal als op Linux (niet dat het onmogelijk is), zeker wanneer het aankomt op een distribueerbare versie van je programma maken: op Linux is het vrij eenvoudig om de onbrekende dependencies met de pakketbeheerder te installeren (er van uit gaande dat de pakketbeheerder de juiste versie van je dependency levert), terwijl op Windows en Mac gebruikers meestal een kant-en-klaar binary verwachten en niet nog zelf dingen willen gaan installeren (vooral op Mac, waar momenteel drie verschillende pakketbeheerders door elkaar gebruikt worden die allemaal verschillende versies van verschillende pakketten hebben, wordt dit lastig).
C++ is geschikt voor het grotere werk, maar let op: je kan sneller fietsen, maar zonder zijwieltjes. Dat wil zeggen dat je meer dingen zelf zal moeten doen, zoals een buildsysteem onderhouden voor je programma, e.g. met CMake, en zelf zorgen dat alles een beetje cross-platform is (alhoewel WxWidgets hier al voor een groot deel zal helpen).
WxWidgets, zoals veel toolkits, gebruikt eigenlijk maar een kleine subset van C++ (bijvoorbeeld geen templates of exceptions), zodat de leercurve nog goed meevalt ten opzichte van een volledige C++. Merk op dat C++ bepaalde features heeft die vele male krachtiger zijn dan wat je in Python aantreft (en ook moeilijker te begrijpen).