Ik ben ooit begonnen met QBasic, en daarna andere Basic-dialecten zoals VisualBasic, JustBasic en Freebasic.
Nu leer ik C++, ik vind het echt een goede en mooie taal, zeker dat object-georiënteerde.
Alleen het vervelende wat ik ondervind is nu, dat als je een taal leert, je het graag in praktijk wilt brengen, in plaats van alleen maar abstracte oefeningetjes uit het leerboek te maken. Maar juist om echt iets in de praktijk te gaan doen met die taal, heb je weer de kennis nodig, en dan moet je dus toch weer in je boek duiken.
Ik werk nu aan een open-source programma dat geschreven is in C met GTK+ als toolkit.
Ik weet nu niet helemaal welke kant ik op wil met open-source programmeren. Ik kan nog wel meer GTK gaan leren, ik wil ook nog wel XFCE-programma's schrijven, maar eigenlijk vind ik GTK niet zooo fantastisch.
Dus als ik klaar ben met C++ leren wil ik eens wat gaan proberen met FLTK. Die toolkit is tenminste geschreven voor C++ (mijn favoriete taal) en is zeer licht, zonder toeters en bellen.
Voor Ludem (ons woordenoverhoorprogramma!) leer ik nu ook Python, maar dat voelt niet echt als een andere taal leren. Het voelt meer alsof ik nog steeds gewoon hetzelfde programmeer zoals ik in Basic of C zou doen, maar dan met een net iets andere syntaxis.