Wat virtualbox doet is het emuleren van een computer, met harde schijf, netwerkverbinding enzovoort. Op deze "virtuele" computer kun je dan een X-besturingssysteem met software draaien.
De gegevens op deze virtuele harde schijf worden opgeslagen op 1 bestand in het bestandssysteem van de hostcomputer. De NTFS-partitie van Windows staat dan op deze virtuele harde schijf, die dan als 1 bestand in een van je Ubuntu-partities staat (EXT4). Het antwoord is dus eigenlijk dat je die partitie wel nodig hebt, maar hem niet op je schijf aan hoeft te maken als een andere partitie.
Het voordeel van Virtualbox is, dat je die virtuele computers met hun harde schijven heel eenvoudig kunt aanmaken, en weer weg kunt gooien. Bovendien kunnen die virtuele computers normaal gezien helemaal niet bij het hostsysteem. Een verschil met een dual boot is dat die virtuele machine als een normaal programma draait in het hostbesturingssyteem. Je kunt die virtuele machine dus net als een gewoon programma opstarten en afsluiten vanuit het host-OS. De kracht zit hem erin, dat je slechts beperkt wordt door je hardware in hoeveel besturingssystemen je tegelijkertijd kunt draaien. Je moet je voorstellen dat je het Bureaublad van XP ziet als een scherm in Ubuntu.
Eventuele bestandsoverdrachten kunnen "over het netwerk". Het gastsysteem ziet de hostcomputer als een andere computer op het netwerk, en de hostcomputer de gastcomputer ook.