Als je spreekt over een "crash" dan vermoed ik dat de melding kan komen van fsck, de partitiecontrole. Een crash betekent dat het systeem abrupt afgesloten wordt. Open bestanden worden niet correct afgesloten. Bestanden die nog in de buffer aanwezig waren, worden niet meer uitgeschreven naar de harde schijf en correct gesloten. Het bestandssysteem is daardoor niet meer up to date en niet meer coherent.
Die "orphans" zijn dan waarschijnlijk plaatsen op je schijf die nog gereserveerd zijn, maar niet meer gelinkt zijn aan een bestand in een folder. Het schijfcontroleprogramma fsck zal die verkeerdelijk gereserveerde blokken terug vrijgeven, zodat ze terug beschikbaar komen om data op te slaan.
Een andere mogelijke inconsistentie is dat een foldernaam niet meer naar feitelijke data verwijst, of dat de bestandslengte, gerapporteerd voor een bestand, niet meer overeenkomt met de feitelijke lengte van het bestand op de schijf, enz.
Nu en dan eens een schijfcontrole is essentieel om er zeker van te zijn dat de bestandshuishouding up to date en consistent is. Kleine problemen die niet opgelost worden, kunnen leiden tot grotere problemen en toenemende corruptie van bestanden op de schijf.
Bestandscontrole gebeurt in Linux automatisch tijdens de opstart voor wat de via fstab aangekoppelde partities betreft. Externe volumes worden echter nooit gecontroleerd. Vandaar ook mij advies, om verwijderbare schijven nu en dan eens zelf te controleren.