Een upgrade op een Linux-systeem is doorgaans heel anders dan op Windows. Die laatste overschrijft gewoon blindelings de systeembestanden en sommige gebruikersbestanden. Veel Linux-systemen echter, waaronder Ubuntu, gebruiken een systeem waarbij alle software op het systeem is opgedeeld in pakketten. Een voorbeeld hiervan zie je bij Toepassingen -> Ubuntu softwarecentrum, waar je met behulp van dit pakketsysteem software op je computer kunt installeren.Als je een upgrade start, wordt eerst ingesteld dat het systeem de softwarebronnen (de online databases met de softwarepakketten) van de nieuwe Ubuntu-versie moet gebruiken. Dit heeft tot gevolg dat er allemaal nieuwere versies van softwarepakketten beschikbaar zijn. Immers, in een nieuwere Ubuntu-versie zit nieuwere software. Het systeem downloadt al deze pakketten en installeert, of beter gezegd, waardeert ze op. Bestanden in je persoonlijke map worden echt zelden overschreven, omdat dat gewoon hartstikke stom is om te doen. Als het pakketsysteem een configuratiebestand aantreft dat is gewijzigd door de gebruiker, zal gevraagd worden of je de versie uit het pakket wilt installeren, of het huidige configuratiebestand wilt bewaren.
Kort samengevat: Linux is een stuk slimmer opgebouwd betreft het installeren, beheren en opwaarderen van software.